Verdienmodel van DSB steeds lastiger vol te houden
Scheringa kan moeilijker stunten met rentetarieven
Gepubliceerd: 6 juli 2009 12:24 | Gewijzigd: 6 juli 2009 12:34
DSB moet steeds dieper meebuigen met de eisen die toezichthouders en klanten aan de bank stellen. De bedrijfsvoering van de bank komt daarmee in de knel.
Door onze redacteur Egbert Kalse
Amsterdam, 2 juli. Hoe lang houdt de DSB Bank van Dirk Scheringa het hoofd nog boven water? Die vraag is gerechtvaardigd nu toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) twee boetes oplegde aan de DSB. Een van 96.000 euro wegens het onvoldoende naleven van de regels ter voorkoming van overkreditering (simpel gezegd: het verstrekken van te hoge hypotheken). En een van 24.000 euro voor het onvoldoende informeren van klanten over de hypotheekkosten en verzekeringspolissen.
Van de bedragen op zich zal Scheringa niet wakker liggen. In een miljoenenbedrijf als DSB is een straf van ruim een ton nog wel op te vangen. Zorgelijker voor Scheringa is dat met de twee boetes opnieuw een deel van het verdienmodel van DSB onder druk komt te staan.
Eerder al paste DSB de koppelverkoop tussen hypotheken en koopsompolissen (levensverzekeringen) aan. Nu heeft de bank, in afwachting van een principiële uitspraak van de rechter, ook de regels voor overkreditering in lijn gebracht met die van de AFM.
Bedrijfsvoering
Dat blijft niet zonder consequenties voor de bedrijfsvoering van de bank uit Wognum. Pieter Lakeman – bedrijfsfraudespecialist en samen met de Stichting Hypotheekleed namens 700 gedupeerden bezig een massaclaim tegen DSB op te starten – zegt dat de uitspraak van de AFM van gisteren „de kern van het bedrijfsmodel van DSB” raakt. „DSB maakte voornamelijk winst met de provisies op de polissen. Dat mag nu niet meer. Ook de winst op de polissen zelf zal minder worden.”
Lakeman is blij met de AFM-uitspraak. „Dit helpt ons enorm omdat DSB nu aantoonbaar onrechtmatig heeft gehandeld”, zegt hij.
In 2007 kwam ruim de helft van de winst van DSB uit provisies, vorig jaar was dat al minder dan de helft. De nieuwe winstmachine is niet meer exclusief voorbehouden aan DSB en zijn kerstboom aan leenbedrijfjes, maar heet rentemarge en is voor iedereen ongeveer gelijk. Het grote verschil is wel dat de rentes een veel stabielere stroom van inkomsten geven dan de afsluitprovisies.
Koppeling verboden
Bovenop de specifieke zaken tegen DSB speelt ook de aanpassing van de regelgeving over provisies de bank parten. Sinds vorig jaar is het verboden om gekoppeld aan de hypotheek polissen en verzekeringen te verkopen die de consument niet nodig heeft. Ook moeten banken en tussenpersonen sinds begin dit jaar vertellen hoeveel zij verdienen aan de polissen.
Niet alleen DSB, ook andere banken kiezen er daarom voor vaste bedragen te rekenen voor het afsluiten van een hypotheek, in plaats van een jaarlijkse provisie. DSB rekent 1.750 euro per hypotheek, ongeacht de hoogte ervan. Vanaf 1 juli moeten banken ook openbaar maken hoe dat vaste bedrag is opgebouwd.
Profijt van kredietcrisis
Op de korte termijn lijkt Scheringa’s DSB te profiteren van de gevolgen van de kredietcrisis, die de pijn van de gedwongen ‘reorganisatie’ wat verzacht. De marges die banken halen op hypotheken zijn nu betrekkelijk hoog, mede dankzij het wegvallen van buitenlandse prijsvechters.
Door de grote hoeveelheid spaargeld die DSB heeft opgehaald, kan de bank ook nog eens de eigen schulden terugkopen, die door de crisis op de markt minder waard zijn geworden dan waarvoor DSB ze zelf in de boeken heeft staan. Deze ‘truc’ wordt ook door banken als NIBC en de Rabobank toegepast.
Omvormen tot gewone bank
De crisis heeft echter ook nadelen voor de bank. Net als anderen is DSB voorzichtiger geworden in het uitlenen van geld. De hypotheekportefeuille was gebaseerd op gemiddeld 4,3 keer het inkomen en een financiering van 93 procent van de waarde van het huis. Dat is afgelopen half jaar gedaald tot 3,4 keer het inkomen en 64 procent van de woningwaarde. Omdat DSB klanten trekt met een relatief laag hypotheektarief, tast ook dat de winstgevendheid aan.
Voor Scheringa zit er maar een ding op: zijn bank moet zich in versneld tempo omvormen tot een ‘gewone’ bank, en dan nog een zeer efficiënte gewone bank ook, anders worden de (rente)voordelen die hij nu nog kan bieden op termijn onbetaalbaar.