De Belastingdienst jaagt mensen met schulden willens en wetens de armoede in.
Bij het innen van schulden duwt de Belastingdienst burgers welbewust onder het bestaansminimum. Bij persoonlijke betalingsregelingen negeert de dienst andere schulden, waardoor te weinig geld overblijft voor levensonderhoud. Dit is in strijd met het rijksbrede incassobeleid en de eigen ‘invorderingsstrategie’. Beloftes om snel te breken met deze praktijk, doet het ministerie van Financiën niet.
Bij de aanvraag van een betalingsregeling houdt de Belastingdienst beleidsmatig geen rekening met andere schulden, ook al weet de dienst dat die schulden bestaan. De Belastingdienst neemt zo welbewust het risico dat mensen onder de armoedegrens raken. Dit blijkt uit een recent rapport van de Algemene Rekenkamer.
De hardvochtige wijze van innen is vastgelegd in regelgeving die in strijd is met het rijksbrede incassobeleid, de eigen ‘invorderingsstrategie’ en beloftes gedaan na de toeslagenaffaire. Toch wil de Belastingdienst er niet van afwijken.
Bij afwijzing van een standaard betalingsregeling van twaalf maanden biedt de Belastingdienst geen betalingsregeling op maat aan. Waarom is niet duidelijk.
In reactie op het rapport van de Rekenkamer heeft staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij (CDA) geen toezegging gedaan snel te breken met het beleid.
‘De attitude is: wij zijn preferente schuldeiser’
Bij de Belastingdienst speelt nog iets ernstigers, schrijft de Rekenkamer: ‘Of de afspraken staan de bescherming van het bestaansminimum zelfs in de weg: zo gebruikt de Belastingdienst zijn preferente schuldeiserspositie als rechtvaardiging om andere schulden van een burger te negeren. Waardoor het risico bestaat dat de bescherming van het bestaansminimum bij iemand met meerdere schulden een papieren werkelijkheid is.’
uit FTM, 30 maart.
Een snoeiharde conclusie.
Als ‘preferente schuldeiser’ kan de Belastingdienst een openstaand bedrag met voorrang verhalen ten opzichte van andere schuldeisers, zoals een verhuurder. Bij dwanginvordering, bijvoorbeeld met een beslag op inkomen, krijgt de Belastingdienst eerst haar deel. Pas daarna komen andere schuldeisers met een gewone, niet-preferente vordering aan de beurt, met de kans dat er niets meer te halen valt.
Deze voorrangspositie geldt voor belastingschulden en gebruikt de Belastingdienst dus als ‘rechtvaardiging’ om andere schulden te negeren. Als mensen aankloppen voor een betalingsregeling op maat hebben ze in de regel andere schulden, en dus aflossingsverplichtingen. Daarvan is de dienst vaak op de hoogte, omdat schuldenaren bij aanvraag van de regeling op verzoek van de Belastingdienst informatie aanleveren.
Vorig jaar juli SCHREEF minister voor armoedebeleid Carola Schouten (Christenunie) nog aan de Kamer: ‘De overheid zal terugvorderingen en betalingsachterstanden incasseren met oog voor de menselijke maat. Dat is een belangrijke les uit het verslag van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.’
De boodschap van Schouten staat haaks op de bevindingen van de Rekenkamer die concludeerde: ‘Het Rijk slaagt er voor deze relatief kleine doelgroep [die een persoonlijke betalingsregeling nodig heeft, red.] niet in de doelen uit haar eigen Rijksincassovisie te realiseren.’
..........................
Carolala denkt zeker: wie schrijft die blijft (lekker plakken op het pluche) maar echte actie mag je van deze dame
niet verwachten is al jarenlang gebleken.
Pure armoede dus, dit soort misplaatste ministers.