Qua ambitie en gedrevenheid deed hij niet onder voor zijn nieuwe collega’s. Allemaal riepen ze dat ze „een miljardenbedrijf” wilden bouwen. Toch viel Van de Stolpe uit de toon in het managementteam van Crucell. „Wij waren wat flamboyanter dan Onno”, zegt Brus. „Onno was wat stiller, wat meer van de wollen truien”, zegt René Beukema, destijds ook in de directie van Crucell. „Wij reden in snelle Duitse sportauto’s. Onno had een oude Mustang.”
Van de Stolpe spreekt van een verschil in „macho”. „Het waren jongens die enorm tegen elkaar opboden. Toen de eerste Porsche gekocht was, moesten ze allemaal een Porsche. Dat was mij wat te studentikoos.”
Think big en doe maar gewoon: twee opvattingen die met elkaar in tegenspraak lijken, maar in Van de Stolpe komen ze samen, zeggen mensen in zijn omgeving. Van de Stolpe deelde bijvoorbeeld een kantoor – iets wat voor de andere Crucell-managers ondenkbaar was – en vloog met zijn team nog economy class naar de jaarlijkse biotechconferentie in San Francisco toen hij al jaren topman was van Galapagos. Terwijl andere farma-delegaties in het Four Seasons verbleven, koos hij voor een bescheiden hotel. Dat is inmiddels allang verleden tijd, maar de zuinigheid is nooit helemaal verdwenen. Hoekema: „Volgens mij koopt hij in de supermarkt nog steeds het huismerk.”
Hij smijt niet graag met geld, beaamt Van de Stolpe. Al is dat, beseft hij, ook „flauw om te zeggen als je in zó’n huis woont”. Waar deze houding vandaan komt? Opvoeding, zegt hij. Zijn vader verdiende goed als manager in het Natuurkundig Laboratorium van Philips, maar het uitgavenpatroon was thuis in Brabant „bescheiden”. Die „naoorlogse soberheid” heeft hem beïnvloed, zegt Van de Stolpe.
Bemoeizuchtige geldschieters
Grote dromen en soberheid had Galapagos hard nodig. Al na een half jaar werd het project losgekoppeld van Crucell. Galapagos moest zelfstandig kunnen overleven en paste niet bij het moederbedrijf, dat zich richt op vaccins. Om het nieuwe bedrijf, dat aanvankelijk wel deels eigendom bleef van Crucell, te financieren, moest Van de Stolpe miljoenen ophalen bij investeerders.
Die eerste jaren van Galapagos, los van Crucell, waren eenzaam en „emotioneel het zwaarst”, zegt hij nu. Met veel moeite overtuigde hij durfinvesteerders ervan om samen 22 miljoen in zijn bedrijf te steken. Blijdschap hierover maakte snel plaats voor irritatie over wat hij bemoeizuchtige „terreur” van zijn geldschieters noemt.
Van de Stolpe dacht groot en wijds. Hij wilde de technologie van het bedrijf om aan ziektebeelden verbonden eiwitten (targets) op te sporen, gebruiken als basis om zélf medicijnen te ontwikkelen. Alleen zo kon Galapagos zelfstandig blijven, wist hij. Zijn investeerders waren behoedzamer: zij zagen liever dat Galapagos zijn technologie inzette om opdrachten binnen te halen bij farmabedrijven.
Achteraf, zegt Van de Stolpe, had hij destijds „geen flauw benul” wat medicijnontwikkeling precies inhield. Hij had wel gelezen dat het tien tot vijftien jaar duurt, maar dat kon toch allemaal veel sneller, dacht hij. Nu weet hij beter. „Het duurt veel langer dan ik in mijn naarste nachtmerries had kunnen bedenken.”
Met de beursgang in 2005 kwam een einde aan de conflicten met investeerders. Makkelijk ging het echter niet: beleggers bleken amper interesse te hebben in het jonge biotechbedrijf, dat geen enkel medicijn in de pijplijn had. Galapagos stelde de beursgang zelfs een paar dagen uit en verlaagde noodgedwongen de prijs van de aandelen.
Ondanks de moeizame start voelde de beursgang, die slechts 22 miljoen euro opleverde, voor Van de Stolpe als een bevrijding. Het bedrijf had min of meer de regie over zijn eigen toekomst terug. Dat betekende: overnames doen, slimme deals sluiten met farmabedrijven en tegelijkertijd intern zo snel mogelijk een volwassen onderzoeksafdeling opzetten.
Onderhandelen is voor Van de Stolpe een „fascinerende” sport. Hij schopte het tot grootmeester, zegt Piet Wigerinck, wetenschappelijk directeur van Galapagos. Van de Stolpe kan de tegenstander heel goed inschatten. Wigerinck heeft geleerd er niet tussen te komen als zijn topman onderhandelt: „Híj speelt het spel: dat moet je hem laten spelen. Anders gaat hij door het dak.”
Zijn belangrijkste taak was jarenlang Galapagos stapje voor stapje verder brengen, zonder steeds de aandeelhouders om extra geld te moeten vragen. Hij haalde miljoenen binnen met allianties: farmabedrijven die onderzoek betaalden in ruil voor de rechten – mocht het tot een medicijn leiden. De deals werden gesloten volgens een vast recept. Nadat Van de Stolpe driftig met zijn vuist op tafel had geslagen, streek Hoekema de plooien weer glad: „What Onno really means is...”.
Galapagos groeide, maar waardering op de beurs bleef lange tijd uit. Farmabedrijven braken samenwerking af en de beurskoers bewoog nauwelijks. „Frustrerend”, vond Van de Stolpe dat. „Dan dacht ik: godverdomme, we werken er allemaal hard aan. Waarom krijgen we die waardering niet?”
Intern probeerde Van de Stolpe optimisme uit te stralen. Dat is de taak van de topman, vindt hij. „Ik wil ook weleens mijn kop laten hangen. Maar als je dat doet, gaat het personeel geloven dat het einde wel eens nabij kan zijn.”
De top van het bedrijf kreeg de spanning wél mee. Van de Stolpe kan ontzettend boos worden. Hoekema: „Dan kan hij zich niet beheersen. Er zijn mensen die met een moeilijke mededeling wachten tot Onno weg is, om het dan aan mij te vertellen.”
Volgens Wigerinck is Van de Stolpe ook niet de geduldigste. „Hij is zó ambitieus. Als er moeilijkheden waren met een onderzoek, belde hij drie keer op een dag. ‘Hoe is het met de hondjes in de tox-studie?’ vroeg hij dan. Zo’n test duurt vier weken. Dat was in het begin wel wennen”
Schrikbeeld
Een medicijn tegen reuma – filgotinib – overleefde als eerste alle cruciale onderzoeksfases. Met een investering van 725 miljoen trok farmareus Gilead het onderzoek naar de eindstreep: markttoegang aanvragen bij de toezichthouder. De beurskoers was inmiddels omhooggeschoten, maar het succes maakte Galapagos óók kwetsbaar voor een overname.
Dat was vanaf het prille begin een schrikbeeld voor Van de Stolpe. Zodra je onderdeel wordt van een groot farmaconcern, gaat alle innovatie eruit, is zijn overtuiging. Volgens Wigerinck heeft Van de Stolpe een „haat-liefdeverhouding” met big pharma. „Hij kan niet zonder: wij bestaan omdat zij ons laten bestaan. Maar wij kunnen iets wat zij niet kunnen. Als hij ziet hoeveel geld en middelen zij hebben en hoe weinig er uitkomt – dat vindt hij verschrikkelijk.”