Biotechnologie is een verzamelwoord voor een aantal technieken, waarmee de mens kan ingrijpen in natuurlijke levensprocessen. Door genetisch materiaal (waarin de erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd) van planten en dieren te manipuleren wordt voortplanting van dieren steeds meer mensenwerk. Vooral nu er allerlei nieuwe mogelijkheden, zoals klonen, weefselkweek en genetische manipulatie, ter beschikking komen, lijken de mogelijkheden voor exploitatie van dieren grenzeloos. Kippen zonder veren, zeugen met extra spenen en zelfscherende schapen. Het dier dreigt nog meer een speelbal te worden van de vleesindustrie.
Voortplantingstechnieken
Als een boer vroeger zijn melkkoe wilde laten dekken, dan haalde hij de stier er bij. Die tijd ligt inmiddels ver achter ons. De meeste koeien worden tegenwoordig via kunstmatige inseminatie (KI) bevrucht. Mensen vangen sperma op en brengen het bij de koe in. Eén stier kan zo voor duizenden nakomelingen zorgen. Zo lopen er duizenden nakomelingen rond van 'suny boy', een stier die inmiddels afgemaakt is mede omdat men erachter kwam dat deze stier een erfelijke ziekte had. En niet alleen bij koeien wordt KI toegepast maar bij de meeste dieren in de bio-industrie zoals bij kalkoenen (zie foto), konijnen en varkens. Sinds een aantal jaren bestaat er naast KI ook de zogenaamde embryo-transplantatie (ET). Met ET is het mogelijk van één koe tientallen nakomelingen per jaar te krijgen. Door een hormoonbehandeling zorgt men ervoor dat bij de koe vele rijpe eicellen tegelijkertijd vrijkomen. Vervolgens wordt de koe geïnsemineerd met sperma van een uitverkoren stier. Een week later worden de embryo's uit de koe gespoeld, en bij andere koeien ingeplant. Deze 'draag-koeien' werpen na negen maanden een 'vreemd' kalf. Uiteraard brengt deze methode welzijnsproblemen met zich mee: de hormoonbehandeling zet de stofwisseling van zowel donor- als gastkoe op zijn kop. En er is een grote kans op inwendige beschadigingen van de baarmoeder, op vruchtbaarheids- en geboorteproblemen en op rundermongooltjes. Naast ET ontwikkelt men bovendien nieuwe technieken waarbij de bevruchting van eicellen en het opkweken van de bevruchte cellen tot een transplanteerbaar embryo niet meer in de koe maar in de reageerbuis plaats vinden. Met deze nieuwe technieken kan men per koe zo'n 75 'biotechnologisch geproduceerde' kalveren per jaar winnen, tegenover zo'n 25 kalveren met ET. Deze relatief nieuwe technieken gaan gepaard met grote 'verliezen'. Een groot deel van de dieren komt vaak dood ofwel met afwijkingen ter wereld. Maar onderzoekers willen nog verder gaan. De met ET verkregen embryo's hebben weliswaar allemaal dezelfde vader en moeder, maar groeien toch uit tot enigszins verschillende kalveren.
Klonen
De volgende stap is dan het klonen van een embryo. Klonen is het kopiëren van een embryo in het laboratorium. De bevruchte eicel wordt een aantal malen gedeeld, waardoor diverse identieke 'tweelingen' ontstaan. Alle op die manier geproduceerde embryo's hebben exact dezelfde erfelijke eigenschappen. Met klonen is het in principe mogelijk een oneindig aantal identieke kalveren te maken. Een groot gevaar van klonen is de zogenaamde 'genetische erosie', het afnemen van de erfelijke variatie binnen de veestapel. In de toekomst kan een boer z'n stal vol zetten met identieke koeien. Het is goed denkbaar dat dergelijke dieren extra gevoelig voor een bepaalde ziekte zijn. Maar er kan ook een nieuwe koeie-ziekte de kop op steken, waar de uniforme koeien-bevolking geen weerstand tegen heeft. In 1996 slaagden Schotse wetenschappers er voor het eerst in een schaap (Dolly) te klonen. Dit is echter niet zo'n succes als het lijkt. Dolly had namelijk 276 (embryonale) zusters die allen niet levensvatbaar zijn gebleken. Ook lopen gekloonde dieren een veel grotere kans om ongeneeslijke ziektes te ontwikkelen. Een ander probleem waar onderzoekers op zijn gestuit is dat gekloonde dieren veel sneller verouderen. Waarschijnlijk houden de cellen in hun lichaam de biologisch klok van de moeder aan (Dolly's moeder was zes jaar toen Dolly werd geboren). Ondanks deze problemen hebben diezelfde Schotse wetenschappers in 1999 vijf biggetjes gekloond en blijft men doorgaan met dit soort proeven.
Genetische manipulatie
De meest radicale manier om in te grijpen in dieren is genetische manipulatie. Hierbij wordt in het embryo van een dier een stuk erfelijk materiaal - een gen - van meestal een ander dier ingebracht, waardoor erfelijke eigenschappen van het dier veranderd worden. Zo kan men schapen of koeien zodanig veranderen dat er in de melk bepaalde stoffen geproduceerd worden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de nakomelingen van Nederlands eerste transgene stier Herman, die de stof lactoferrine produceren. Lactoferrine doodt bacteriën en kan dienen als medicijn. Het komt ook voor in menselijke moedermelk, maar die is niet in grote hoeveelheden voor handen. Dat is de reden waarom techneuten van het Leidse bedrijf Pharming het stukje menselijk lactoferrine-gen in een runderembryo plaatsten. In 1990 werd 's werelds eerste transgene kalfje Herman geboren. Aangezien Herman een stiertje was en hij dus zelf geen melk kon geven, moest hij vrouwelijk nageslacht krijgen. Aldus geschiedde: in totaal verwekte Herman 55 nakomelingen. Slechts acht dochters bleken transgeen en dus het lactoferrine-gen te hebben. Drie van hen overleden al voor of tijdens de geboorte en van de niet-transgene kroost (42 dieren!) lieten er eveneens drie het leven. Dit zijn abnormaal hoge sterftecijfers, die de onderzoekers niet kunnen verklaren. Al in een eerder stadium werden rond de proeven met Herman opvallend veel spontane abortussen en doodgeboren kalveren geconstateerd. Inmiddels hebben vier van Herman's transgene nakomelingen kalveren geworpen en de geleverde melk bevatte inderdaad lactoferrine. De experimenten met Herman zijn destijds door de overheid toegestaan omdat ze volgens Pharming medicijnproductie tot doel zouden hebben. En omdat er geen goede alternatieven beschikbaar zouden zijn om lactoferrine te produceren. Dergelijke alternatieven blijken echter wel degelijk te bestaan.
Ondertussen heeft dit bedrijf ook konijnen 'gemaakt' die medicijnen produceren.
Een ander doel van genetische manipulatie is het verbeteren van de opbrengst van een dier. Door bepaalde koeie-genen bij varkens in te bouwen, krijgen de dieren meer spieren en dus meer vlees. In Japan heeft men haarloze varkens gemaakt en in 2002 werd de eerst veerloze kip gefokt; dat vereenvoudigt het verwerken van de dieren in het slachthuis. Een derde toepassing van genetische manipulatie is het 'gezonder' maken van dieren, bijvoorbeeld door het verhogen van de weerstand tegen een bepaalde ziekte. Dat klinkt heel mooi, maar vaak gaat het om ziekten die een gevolg zijn van de ongezonde levensomstandigheden van de dieren in de bio-industrie. Wakker Dier vindt dat gezondheidsproblemen moeten worden aangepakt door de leefomstandigheden te verbeteren, niet door de dieren aan te passen aan de omstandigheden. Bij genetische experimenten kan er veel mis gaan, bijvoorbeeld doordat het ingebrachte gen niet op de goede plaats terechtkomt. Bij de dieren kunnen daardoor allerlei afwijkingen ontstaan. In de Verenigde Staten bleken gemanipuleerde varkens onvruchtbaar, ze leden aan blindheid, maagzweren, gewrichtsontstekingen en vele andere aandoeningen. Vanuit de consumenten komt er steeds meer protest en weerstand tegen genetisch gemanipuleerd voedsel.