Column: Eerlijker en dus ook realistischer belasting heffen op vermogen
Jan Maarten Slagter
Gisteren, 20:29in Financieel
Het is interessant de wording van een wetsvoorstel te volgen – zoals ik dat de afgelopen jaren probeer te doen met de aanpassing van de vermogensrendementsheffing. „Lezen is denken met andermans hoofd” volgens de filosoof Schopenhauer. Voor „andermans hoofd” moet in dit geval worden gelezen: de hoofden van staatssecretaris Marnix van Rij (Financiën), een keur aan Tweede Kamerleden, ambtenaren, fiscalisten en hier en daar een columnist.
De fiscale wetgever heeft hoofdpijn sinds het ’Kerstarrest’ van de Hoge Raad van 24 december 2021, waarin de hoogste rechter bepaalde dat de fictieve rendementstoerekening in box 3 in strijd is met het Europese grondrecht op eigendom (in het systeem kon een belegger na een verliesjaar toch voor een verondersteld rendement worden aangeslagen). Sindsdien is de wetgever op zoek naar een budgetneutrale manier om eerlijker (en dus realistischer) te heffen zonder het systeem onuitvoerbaar te maken – ga maar eens van ieder vermogensbestanddeel, ook de niet beursgenoteerde, de waarde bepalen.
Queeste met Kamer
Het proces is te volgen via de memoranda, brieven en nota’s die Van Rij over zijn queeste met de Kamer deelt. Het is fascinerend te zien hoe hij iedere keer een stapje verder komt bij zijn graal. Het is vaak de tragiek van de bewindspersoon dat hij een dergelijke tocht niet volbrengt, maar het stokje moet overdragen aan een opvolger. Van Rij heeft dat afgelopen week gedaan met een voorstel dat dicht in de buurt lijkt te komen van de hiervoor genoemde doelen.
Heffing waardestijging
Dat begint met het belasten van het werkelijk gerealiseerde rendement op een vermogensbestanddeel: rente, dividend of huur met aftrek van de kosten. Daar komt vervolgens een heffing bij op de waardestijging van activa waarvan de koers op de beurs wordt bepaald. Als in een bepaald jaar juist verlies wordt geleden, kan dit worden verrekend in een winstjaar.
Voor zaken waarvan de waarde minder makkelijk te bepalen is – zoals tweede huisjes en aandelen in familiebedrijven – wordt de belasting op de winst daarop uitgesteld tot de uiteindelijke verkoop ervan (of de dood of emigratie van de eigenaar). Wie zijn tweede huis niet verhuurt, maar zelf gebruikt, staat een variant op het huurwaardeforfait te wachten: een jaarlijkse belasting op de huur die je had kunnen innen.
Laatste woord niet gezegd
Het laatste woord is nog zeker niet gezegd over het nieuwe box 3 – en er zijn nog veel details die vragen oproepen – maar op het eerste gezicht lijkt Van Rij aan de belangrijkste principiële en praktische bezwaren tegen eerdere voorstellen recht te hebben gedaan. Als u het daar niet mee eens bent: u kunt reageren op de internetconsultatie over het wetsvoorstel. Of natuurlijk in november op een partij stemmen die het helemaal anders wil doen.
Jan Maarten Slagter is ceo van IBFD. Hij schrijft deze columns op persoonlijke titel.