Ter markering van het einde van de zomervakantietijd is er op de kermisweide een wat de burgemeester braderie noemt, organisator Loekie spreekt van de zomerfair en de rest simpelweg de rommelmarkt. Op een bonte verzameling kleedjes poogt de dorpsgemeenschap zich te bevrijden of verrijken van overtollig lees-, luister- en kijkvoer en lang vergeten kelderrommel.
Terwijl een enkeling op zoek is naar een boek over beheersing of iets blinkends dat een pareltje zou kunnen zijn, is er een flinke oploop bij wat er uitziet als een geblakerde en gehavende granaat. “Mag ik niet vloeken”, verzucht de koster, “als mij dat wakker houdt? Het lijkt wel een zwarte doos, wie weet hoe explosief ‘t is als die open gaat, was er laatst niet in Almerika eentje afgegaan?” De omstanders vallen stil en schuifelen voorzichtig ietsje achteruit.
Misschien dat zijn gehoor tekortschiet, maar als of er niets gezegd was baant oom Piet zich met zijn stok een weg naar het standje: “Stelletje nerveuze kinderen, jullie hebben nog nooit een granaat gezien, dat ding is voor ons dorp nog minder gevaarlijk dan de hond van Pittybul, de vos van Jos of de au pair van Ruud!”.
Niet helemaal overtuigend, maar over tot de orde van de dag, hetgeen buiten het dorp gebeurt of gezegd wordt waait wel over, er is geen explosievenopruimingsdienst nodig, wat wel weer balen is voor de kinderen, want die moeten maandag dus gewoon naar school.
Een ieder weer veel geluk, geduld en wijsheid toegewenst!