Faustina Kowalska werd geboren op 25 augustus 1905 in Glogowiec (Polen), dochter van een groot land- bouwersgezin. Haar roepnaam is Helena. Om haar ouders financieel bij te staan wordt ze huishoudster in een gezin. Op achttienjarige leeftijd wil zij naar het klooster, haar ouders hebben echter geen geld om aan haar wens tegemoet te komen.. Op 1 augustus 1925 wordt Helena aanvaard bij de Zusters van de Moeder van Barmhartigheid, ook Magdalena's genoemd. Zij zetten zich in voor de opvoeding van arme meisjes die gevaar lopen op straat terecht te komen. Op 30 april 1926 ontvangt zij het habijt en de kloosternaam Zuster Maria-Faustina, waar later aan toe wordt gevoegd: "van het Heilig Sacrament".
Zonder enige bijzondere vorming, ze had nauwelijks twee jaar lager onderwijs genoten, vervult zij in de verschillende kloosters waar de gehoorzaamheid haar brengt, de taak van keukenhulp, hovenierster en por- tierster. De liefde tot God en de naastenliefde brengen haar tot een buitengewone graad van offervaardigheid en intimiteit met God. Haar geestelijk leider draagt haar op al haar mystieke vervaringen op te schrijven. Gehoorzaam als zij is, schrijft zij haar dagboek, in zes delen.
Op 22 februari 1931 verschijnt Christus haar, gehuld in een wit kleed. Een hand opgeheven en de andere op de plaats van zijn goddelijk Hart. "In stilte aanschouw ik de Heer, mijn ziel was vervult van grote vrees, maar ook van een grote vreug de." Deze beeltenis moet geschilderd worden met de tekst: "Jezus ik vertrouw op U".
Op 13 september 1935 verscheen in een visioen aan Maria Faustina, in haar cel, een engel. Deze kwam om de wereld te tuchtigen voor de zonden der mensen. Toen zij dit teken van Gods toorn zag, begon ze de engel te smeken om zijn opdracht nog niet uit te voeren, ten einde de wereld boete te laten doen. Echter toen ze voorgeleid werd voor de Almachtige Heilige Drieeenheid, herhaalde ze haar pleit betoog niet. Ze voelde de kracht van Jezus genade in haar vloeien en begon te bidden met woorden die ze van binnen hoorde. Ze zag dat de tuchtiging van de wereld was wegenomen. De volgende dag toen ze de kapel binnenging gaf Jezus aan haar gedetailleerde aan- wijzingen hoe het gebed uit te spreken. Ze gebruikte hiervoor de reguliere rozenkrans.
Deze rozenkrans wordt gebeden op de dag van de Goddelijke Barmhartigheid om 15:00 uur en wordt alsvolgt gebeden.
In de Naam van de Vader... (Kruisteken)
Begin: Ik geloof in God... Onze Vader...Wees gegroet...
Op de grote kralen: Eeuwige Vader, ik offer U op het Lichaam en Bloed, de Ziel en de Godheid van uw Welbeminde Zoon, Onze Heer Jezus Christus, tot vergeving van onze zonden en die van de geheel de wereld.
Op de kleine kralen : Door het smartelijk lijden van uw Zoon,
heb medelijden met ons en met heel de wereld.
Op het einde driemaal : Heilige God, Almachtige God, Eeuwige God, heb medelijden met ons en met geheel de wereld .
Heilige God, heilige sterke God, heilige onsterfelijke God, heb erbarmen met ons en met heel de wereld.
De opdracht voor Maria Faustina wordt het verkondigen van de barmhartigheid van Jezus over de gehele we- reld. Alle priesters moeten verkondigen hoe groot de barmhartigheid van Jezus is. Ook vraagt Jezus de bekering van de zondaars, zonder vrees mogen zij tot Hem komen.
De missie van Maria Faustina kan worden omschreven in drie taken:
De wereld herinneren aan het belang van ons geloof zoals beschreven in de Heilige Schrift, aangaande de genadevolle liefde van God voor de gehele mensheid.
Het bekendmaken van de genade Gods aan de hele wereld, door de devotie tot de Goddelijke barmhartigheid, door de verering van de beeltenis de "Goddelijke Barmhartigheid" met de inscriptie "Jezus ik vertrouw op U", door het instellen van de feestdag van de "Goddelijke Barmhartigheid" op de eerste zondag na het paasfeest en door het gebed op het uur van de Barmhartigheid (15:00 uur)
Het stichten van de beweging van de "Goddelijke Barmhartigheid", die zich tot doel heeft gesteld Gods genade over de wereld te verkondigen en het streven naar vervolmaken van de Geest tot een kinderlijk vertrouwen in God en het uitdragen van zijn wil om naastenliefde.
Na veel lijden sterft zij aan tuberculose op 5 oktober 1938; op 33-jarige leeftijd.
Het informatief proces (van 21.10.1965 tot 20.10.1967) over haar leven en deugden werd ingezet en afgesloten door Kardinaal Karol Woytila. Tijdens dit proces werd op 25.11.1966 haar stoffelijk overschot overgebracht naar de kapel van de Zusters van de Moeder van de Goddelijke Barmhartigheid te Lagiewniki (Krakau). Het zaligverklaringsproces van de Dienares Gods werd ingezet op 21.1.1968.
Op 18 april 1993 wordt Maria Faustina door Paus Johannes Paulus zalig verklaard. Tijdens een van zijn reizen bezoekt Paus Johannes Paulus II het graf van de Zalige Maria Faustina Kowalska.
Op 30 april 2000 werd zij door dezelfde Paus Heilig verklaard. Nu kan iemand heilig worden verklaard wanneer er aan een aantal voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden is dat er sprake moet zijn van minimaal twwe erkende wonderen, welke toegeschre- ven zijn aan de voorspraak door de zalige. Hieronder zijn twee wonderen beschreven die aan de grondslag hebben gelegen van de heilig verklaring van Maria Faustina.
Wonder 1:
In Maart 1981 bezoekt Maureen Digan uit Massachusetts samen met haar echtgenote en een priester het graf van Maria Faustina. Maureen is sinds haar tienerjaren ongeneeslijk ziek en heeft als gevolg daarvan al een been moeten missen.
Haar andere been zou volgens de artsen ook niet ge- spaard kunnen worden en dus was amputatie de enige optie. Bij het graf van Maria Faustina bad Mauren om voorspraak voor haar genezing.
Op het moment dat zij haar gebed uitsprak voelde ze dat de pijn in haar been wegtrok en dat de zwellingen in haar been afnamen. Maureen dacht dat ze haar verstand verloor maar de artsen verklaarden later dat ze genezen was. Na een uitputtende serie onderzoeken door diverse medici, verklaarde de kerkelijke autoriteit dat er sprake was van een mirakuleuze genezing.
Wonder 2:
In juni 1995 kreeg een Geestelijke, Ron Pytel genaamd, uit baltimore problemen met zijn gezondheid.
Hij was kort van adem en liet zich onderzoeken door een arts die vaststelde dat hij een hart probleem had. Hij onderging een operatie waarbij een hartklep ver- vangen werd. Echter de problemen met zijn hart waren daarmee niet opgelost. De linkerkamer van zijn hart was dusdanig beschadigd dat genezing niet of zelden plaatsvindt. Na een controle in het ziekenhuis werd duidelijk dat de prognose niet goed was. De cardioloog die hem behandelde vertelde hem dat zijn hart niet meer normaal zou functioneren en dat Ron zijn plicht- plegingen als priester niet meer zou kunnen voortzetten. Op 5 oktober kwam hier verandering in. Na een dag van gebed in zijn parochie, nam Ron deel aan een gebedsdienst (healing) waar gebeden werd om voorspraak door de zalige Faustina Kowalska ten behoeve van de zieken. Na een reliek geeerd te hebben, stortte Ron inelkaar en viel op de grond. Gedurende een kwartier was Ron niet in staat om zich te bewegen.
Bij een bezoek aan zijn cardioloog steldde deze vast dat de toestand van zijn hart zich had verbeterd en zelf genormaliseerd. De cardioloog kon hiervoor geen wetenscahppelijke verklaring voor geven. Onderzoek door een panel van doctoren (in opdracht van de kerkelijke autoriteit) bracht geen wetenschappelijke uitkomst. O