agapim schreef op 23 oktober 2021 14:49:
Deel 2:
datum 20 september 2021
ons kenmerk 167020.18U
blad 3
Deze leden hebben hierover de volgende vragen:
1. Kunt u uitvoerig rechtvaardigen waarom het gewenst is dat jongeren meer dan 100% van
het kapitaal in aandelen mogen beleggen en wel tot een maximum van 150% in aandelen?
2. Kunt u uitvoerig antwoorden op de vraag hoe het mogelijk is dat DNB afkeurend staat te-genover beleggen met geleend kapitaal, maar toch akkoord zou gaan met het uitgangspunt
in het nieuwe pensioencontract dat jongeren lenen om in staat te zijn 150% van het door
hen opgespaarde kapitaal te beleggen in aandelen?
3. Kunt u uitvoerig uitleggen wat de rechtvaardiging is van het lifecycle beginsel dat er op
neerkomt dat naarmate deelnemers en gepensioneerden ouder worden zij minder in aande-len mogen beleggen binnen bij wet vast te stellen grenzen per leeftijdscohort. Wat is de
rechtvaardiging dat deelnemers derhalve naarmate zij ouder worden steeds meer in staats-obligaties moeten beleggen?
4. Kunt u nauwkeurig aangeven wat het verloop is van de dalende curve voor beleggen in aan-delen naar mate men ouder wordt?
5. Is het juist dat het verloop van de curve er ruwweg als volgt uitziet:
- 25 jaar: 150%
- 40 jaar: 50%
- 60 jaar; 30%
- 70 jaar: 10%
- Ouder dan 75 jaar: 0%
Als dit ruwe schema niet juist zou zijn, kunt u dan het volgens u correcte schema geven?
6. Wat is de rechtvaardiging dat ouderen geheel - of nagenoeg geheel - moeten beleggen in
staatsobligaties? Kunt u uitleggen waarom dat verstandig en evenwichtig is, als de rente
sterk kan stijgen – zeker vanuit het huidige extreem lage renteniveau - waardoor grote
koersverliezen optreden op de staatsobligaties?
In hetzelfde artikel lezen de leden van de 50PLUS-fractie:
“Hij wijst erop dat jongeren met een overrendement van boven de 100% geld lenen van ou-deren. ‘Ouderen moeten hiervoor worden gecompenseerd’, zegt Tebbenhof. ‘In het nieuwe
contract is het nu zo geregeld dat jongeren hiervoor een rentevergoeding betalen aan oude-ren. Dit wordt van het totale rendement afgetrokken, naast het beschermingsrendement,
waardoor er minder overrendement overblijft om te verdelen’.”
7. Welk percentage rente wordt dan gebruikt voor de berekening van deze rentevergoeding, zo
vragen de leden van de 50PLUS-fractie. Is dat de extreem lage RTS?
Ook lezen deze leden:
“Volgens Tebbenhof nemen pensioenfondsen het opheffen van de leenrestrictie nu al mee in
de keuze voor het nieuwe contract of de verbeterde premieregeling. ‘We hebben verschil-lende klanten die nadrukkelijk bekijken wat de effecten zijn van het opheffen van de leenre-strictie. Dat kan immers een argument zijn om voor het nieuwe contract te kiezen.’
Van Hoogdalem: ‘Uiteindelijk moeten pensioenfondsen zelf bepalen of ze de leenrestrictie
willen opheffen.”
datum 20 september 2021
ons kenmerk 167020.18U
blad 4
8. Vindt u het verantwoord dat fondsen al zelf bepalen of ze de leenrestrictie willen opheffen,
nu het wetsvoorstel pas over een jaar wordt behandeld?
Tot slot lezen de leden van de 50PLUS-fractie in dit artikel:
“Het is sowieso niet te hopen dat we overgaan naar het nieuwe contract en dan te maken
krijgen met een enorme beursdaling. Dan zal het vertrouwen in de pensioensector zeker niet
herstellen.”
9. Hoe schat u het risico voor het draagvlak en het vertrouwen in?
Aansluitend hebben de leden van de 50PLUS-fractie in dit verband nog de volgende aanvullende vra-gen:
10. Wilt u uitvoerig reageren op de volgende stelling: het pensioenakkoord is tot stand geko-men als middel om van de RTS af te komen. De redenering was blijkbaar: alleen een pre-mieregeling behoeft geen RTS omdat wat in bezit is automatisch gelijk is aan de waarde van
de uitkeringen. Maar nu komt via het beschermingsrendement toch de RTS weer tevoor-schijn (evenals bij verdeling van de belegde middelen over deelnemers en de gepensioneer-den).
11. Wilt u uitvoerig reageren op de volgende stelling: bij de opbouw van persoonlijk vermogen
via periodieke bijschrijvingen geldt dat naarmate de tijd verstrijkt en het vermogen groeit de
aangroei ook toeneemt. Dan dreigen bij de voorstellen over lifecycle beleggen de opge-bouwde vermogens niet voldoende te worden voor de ambitie. Daarom moet voor jongeren
meer dan 100% van hun vermogen in aandelen worden belegd. Erkent u dat dit een onge-kende absurditeit is ?
12. Wilt u uitvoerig reageren op de volgende stelling: de regelgeving dreigt volkomen uit de
hand te lopen wat betreft complexiteit. Want behalve het totale rendement, het bescher-mingsrendement en het overrendement hebben we straks ook nog het projectierendement.
De leden van de 50PLUS-fractie hebben bij deze stelling nog de aanvullende vraag: hoe
gaan we dit allemaal uitleggen aan de vorkheftruckchauffeur? Erkent u dat daar niet over
nagedacht is?
13. De pensioenfondsen moeten aan de deelnemers en gepensioneerden vragen welk risicopro-fiel zij willen kiezen. Maar hoe kan sprake zijn van een echte keuze als de vrijheid bij het
kiezen wordt beperkt tot binnen nauwe gestelde grenzen?
14. De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat ter zake van het vorige schriftelijk overleg9
uw antwoord op vraag 1 langs de kern van de vraag heen gaat. Het model dat de pensioen-deskundigen Pierik en De Brouwer hebben uitgewerkt betreft een kasstroomstelsel. U weer-legt de verdiensten van dat stelsel met argumentatie gebaseerd op het huidige stelsel waar-bij de houdbaarheid geheel bepaald wordt de balanswaardering. Een kasstroomwaardering is
toch fundamenteel anders dan een balanswaardering? Bij de balanswaardering moeten sub-jectieve oordelen worden gegeven op grond van veronderstellingen. De kasstroom is objec-tief en bestaat uit betaalde premies en het rendement daarop. Zolang pensioenfondsen
9 Kamerstukken I 2020/2021, 32043 AS, p.4-5.
datum 20 september 2021
ons kenmerk 167020.18U
blad 5
zorgen dat zij ten minste dertig jaar aan uitkeringen in kas hebben, kunt u toch niet bewe-ren dat “de potten dan leeg zijn”. Kunt u uitvoerig reageren op deze vraag?
15. Wilt u uitvoerig reageren op onze volgende stelling: ‘het hele lifecycle gezeur is macro-eco-nomische prietpraat van economen die niets van het actuariaat snappen. En dus ook niet
weten dat je na je 65ste nog steeds 60% van je pensioen moet verdienen. Met 0 tot 10%
aandelen wordt dat een groot succes, maar niet heus. Dat gaat de gepensioneerden nog
meer van hun pensioen kosten. Het is echt bizar wat voor onzin er wordt voorgesteld.’
16. Wilt u advies vragen aan het Actuarieel Genootschap over de lifecycle theorie?
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording
met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.
Hoogachtend,
Prof. dr. E.M. Sent
Voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid Eerste Kamer